Kwalitatief sterk Vlaams hoger onderwijs opent deur voor nieuw kwaliteitszorgstelsel11/09/2017
De kwaliteit van het hoger onderwijs in Vlaanderen is zonder meer goed te noemen. Instellingen zetten een sterke visie op onderwijs en de kwaliteit ervan neer en ontwikkelden een daarop aansluitend beleid. Dat beleid werpt zijn vruchten af, zo blijkt uit de allereerste ronde van instellingsreviews bij alle hogescholen en universiteiten in Vlaanderen. Voortaan worden ze geacht zelf de kwaliteit van hun opleidingen nauwgezet op te volgen en publiek te verantwoorden. De NVAO wil de nodige aandacht blijven schenken aan het versterken van de externe onafhankelijke blik en de publieke verantwoording. De NVAO bracht haar bevindingen en aanbevelingen samen in een overzichtsrapportage die vandaag werd voorgesteld in Brussel. Zestien instellingen kregen een positieve beoordeling, waarvan twee met voorwaarden.
Sinds het academiejaar 2015-2016 beoordeelt de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) de kwaliteit aan de hogescholen en universiteiten in Vlaanderen via een instellingsreview. Waar instellingen voorheen elke opleiding afzonderlijk lieten beoordelen kregen zij nu voor het eerst de mogelijkheid om in één overkoepelende review aan te tonen dat ze enerzijds een sterk uitgewerkt onderwijsbeleid hebben op instellingsniveau, waarmee ze de kwaliteit van hun onderwijs kunnen ontwikkelen én anderzijds in staat zijn om zelf de kwaliteit van elke opleiding op te volgen.
“Na drie decennia van opleidingsvisitaties was bij de NVAO het vertrouwen gegroeid dat de instellingen de verantwoordelijkheid voor het verzekeren van de opleidingskwaliteit zelf kunnen opnemen. Daar was nood aan, want de meerwaarde van de opleidingsvisitaties stond niet langer in verhouding tot de inspanningen. Instellingen krijgen nu meer autonomie en verantwoordelijkheid.”
Ann Verreth, vicevoorzitter NVAO
Kwaliteit verzekerd
Achttien instellingen kregen tussen maart 2016 en maart 2017 een waarderend, maar tegelijk kritisch bezoek van een onafhankelijke reviewcommissie bestaande uit een Vlaamse, Nederlandse en Franstalige hogeronderwijsexpert en een kwaliteitszorgdeskundige van buiten het onderwijsveld. In elke commissie zetelde ook een student die zijn sporen heeft verdiend in studentenvertegenwoordiging. De context van de instelling en het door de instelling gekozen model vormden het startpunt. Zo werd niet beoordeeld of het gekozen model ‘goed’ was, maar wel of het gekozen model werkte.
Onderwijskwaliteit staat op alle niveaus binnen de instellingen op de agenda. Hogescholen en universiteiten hebben zich duidelijk een kwaliteitscultuur eigen gemaakt. Ze hebben een juist evenwicht gevonden bij het uitwerken van een centraal beleid dat geworteld is in decentrale initiatieven. Zestien instellingen kregen een positieve beoordeling, waarvan twee met voorwaarden. Voor de overige twee instellingen is het besluitvormingsproces hangende.
De reviewcommissies stelden bovendien een breed draagvlak vast voor het instellingsbeleid onder de honderden begeesterde personeelsleden en studenten die ze mochten ontmoeten, ook daar waar fusies vrij recent zijn.
Omgevingsbewuste hogescholen en universiteiten
Het valt op dat instellingen in hun onderwijsbeleid actief inspelen op maatschappelijke uitdagingen en de regionale context. Denk maar aan de grootstedelijke uitdaging of de instroom van studenten met een taalachterstand. Diversiteit in al haar facetten staat hoog op de agenda. Begeleiding op maat wordt gezien als de sleutel tot succes, niet enkel voor studenten die het moeilijk hebben. Ook excellente studenten worden uitgedaagd via bijvoorbeeld honoursprogramma’s. Verschillende hogescholen zetten sterk in op graduaatsopleidingen (HBO5) om zo een betere aansluiting te vinden tussen talent en arbeidsmarkt en in dit segment een motor te zijn voor de regionale economie.
Ontwikkelingskansen
Instellingen hebben in de aanloop naar de instellingsreview enorme inspanningen geleverd en doen dat nog steeds. Niettemin houdt elke evolutie verdere ontwikkelingskansen in:
- Het bepalen van succesindicatoren voor (tussentijdse) opvolging, niet alleen gericht op processen, maar ook op resultaten. Instellingen kunnen explicieter aangeven op welke manier de tussentijdse opvolging gebeurt en op welke basis beslist wordt of er sprake is van succes of nood aan bijsturing.
- Het eigen model voor de opvolging van de opleidingskwaliteit is in sommige instellingen behoorlijk opgetuigd. De reviewcommissies vragen alert te blijven voor kansen om overbodige inspanningen terug te dringen.
- Instellingen zijn nog zoekende in welke rol en op welk niveau ze de externe blik binnenbrengen. Algemeen kan gesteld worden dat hoe minder frequent het externe perspectief wordt opgezocht, hoe breder dit perspectief zou moeten zijn.
- Een externe, onafhankelijke blik draagt zonder twijfel bij tot de kwaliteit van de opleiding, net zoals de inbreng van studenten. Vooral op opleidingsniveau werkt de studentenparticipatie uitstekend. Op instellingsniveau blijkt het vaak moeilijker om alle mandaten ingevuld te krijgen, zeker in de hogescholen.
- Met de versterking van de autonomie van de instellingen komt ook een belangrijke verantwoordelijkheid om zelf verantwoording af te leggen. Het publiek toegankelijk maken van informatie over de kwaliteit van de opleidingen is de meest zichtbare uiting hiervan. Hierin moeten instellingen nu blijvend stappen zetten.
Naar een nieuw kwaliteitszorgstelsel in 2020
Deze eerste ronde van instellingsbeoordelingen geldt als een nulmeting en vormt de basis voor een grondige decretale evaluatie van het huidige kwaliteitszorgstelsel (resultaten in najaar 2017). Dat kan in 2019 de deuren openen naar een nieuw stelsel, met als doel om in 2020 effectief van start te gaan. De NVAO wil met een stimulerend stelsel koploper worden in Europa.
“We mogen terugblikken op een intensieve periode. Eén waarin instellingen, studenten, de overheid en de NVAO samen vorm hebben gegeven aan de instellingsbeoordelingen. Uit deze eerste ronde blijkt nu dat die nieuwe weg een logische evolutie is. Studenten kunnen met een gerust hart starten aan het nieuwe academiejaar. De kwaliteit van het hoger onderwijs in Vlaanderen is zonder meer goed te noemen. Maar nog belangrijker: de voorbije ronde sterkt het idee dat de instellingen klaar zijn om die kwaliteit in de toekomst zelf te verzekeren en te verantwoorden.”
Ann Verreth, vicevoorzitter NVAO
“Voor het eerst werd het kwaliteitsbeleid van onze universiteiten en hogescholen globaal beoordeeld. Het rapport van NVAO vandaag bevestigt zwart op wit de hoge kwaliteit van ons hoger onderwijs. Het maakt ook duidelijk dat we in Vlaanderen en Nederland een internationaal toonaangevend stelsel van kwaliteitszorg hebben ontwikkeld. De rapporten tonen tegelijk aan dat onze instellingen hoger onderwijs maatschappelijke thema’s zoals diversiteit en globaliteit al hoog op de agenda plaatsen. Dat is een belangrijke vaststelling. De resultaten van deze proefperiode vormen de basis om de nieuwe evaluatiemethode decretaal te verankeren.”
Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits